diverse biografieen van caberetiers
biografie Jeroen van Merwijk
Jeroen van Merwijk
De op 11 juli 1955 te Bilthoven geboren Jeroen van Merwijk is na een studie Nederlands afgestudeerd aan de Koninklijke Academie voor Beeldende kunst in Den Haag.
In den beginne...
Vanaf 1978 werkte hij mee aan programma's voor de KRO-radio, zoals 'Gort en Watergruwel', 'Schoolradio', 'Krachtvoer', Nieuwsbox', 'De Krijsende Tafel' en 'Ratel'. Hij is ook vaak te gast geweest bij Jack Spijkerman voor VARA's 'Spijkers met Koppen' waar hij deel uit maakte van het cabaret.
Als de 70-jarige Yoris van Asperen presenteerde Jeroen samen met Bavo Galama (Ook dat nog!) het KRO-programma Radio Magnolia. Met het actualiteitenlied 'Wat een week' was hij wekelijks te gast in het tv-programma 'Zeppelin' van de VARA. Aan het programma 'Aardige mensen' van de KRO gaf Jeroen zijn satirische blik op het nieuws van de afgelopen week. Toen Jacques Klöters stopte met het presenteren van het 'Podium' van de NPS nam Jeroen de leiding van dit programma dat elke zondag aandacht besteed aan het Nederlandse lied.
Cabaret
De cabaretgroep Meester Cornelis richtte Jeroen van Merwijk samen met Cees Rutgers op in 1985. Cees Rutgers hield het na het eerste programma 'De Gymnasiast' (1986) voor gezien en stond van Merwijk alleen op het podium. In 1987 maakte hij het programma 'Van Ouwehoer tot Troubadour', welke genadeloos werden opgevold door 'Geef mij mijn sperma terug' in 1989, 'Een AVRO-lid is ook een mens',in 1992, 'Van Merwijk legt het nog één keer uit' in 1994 en 'Het podiumbeest is terug' in 1996.
Tekstschrijver
Dat Jeroen een goede tekstschrijver is dat is bij het volk toch wel bekend. Maar volgens de heer Van Merwijk zelf belandde hij met het lied 'Zuid-Afrika' tijdens het Amsterdams Kleinkunst Festival op de 81ste plaats. De bekende pesimistische inval... De vertolking van Karin Bloemen scoorde veel beter in een sneller ritme en werd dus ook een hit. Met dit lied had Van Merwijk zijn intrede gedaan als tekstschijver. Hij schrijft verder teksten voor Harrie Jekkers ('Straatnaambordjesblues') en Hans Dorrestijn ('Wat zijn de vrouwen groot'). En zij zijn zelf toch ook niet de minste tekstschrijvers.
Malfet
Naast het feit dat Jeroen veel in het theater te vinden is maakt hij ook faam als beeldend kunstenaar onder de naam Malfet. De schilderijen die hij maakt in acryl worden regelmatig geëxposeerd. Na een tentoonstelling in het World Trade Centre in Washington ontving hij zelfs een lovende recensie in The Washington Post. Diezelfde Malfet illustreede ook het boekje 'Knap stom. Over nitwits en allesweters', dat Van Merwijk in 1991 schreef. Waarna in 1995 'Zelf kinderen nemen: een basiscursus voor beginners' volgde. Jeroen van Merwijk heeft wel eens gezegd dat als hij zou moeten kiezen tussen theater en schilderkunst, hij voor de schilderkunst zou kiezen.
De juiste keuze...
Gelukkig voor de theaterfans heeft Jeroen deze keuze 'nog' niet genomen. Inmiddels drie jaar geleden vierden we al tien jaar Van Merwijk. Dit toch wel heugelijke feit werd uitbundig gevierd met een programma waarin hij z'n allergrootste hits vertolkte. Wat een feest. De vorige twee theaterseizoenen heeft Jeroen samen met z'n radiomaatje Bavo Galama door het land getrokken met het programma "de Omgekeerde Wereld". Volgens ondergetekende was dit een zeer goed programma. Toch is er gekozen om dit maal weer solo het land te verkennen. We wachten in spanning af, maar het zal wel weer in orde zijn. Tja, zeg nou zelf: "Van Merwijk is toch uw betrouwbare partner in cabaret!" Hou de theateragenda's in de gaten en zorg dat je de kaartjes weet te bemachtigen.
---------------------------------------------
biografie van Joup v/h Hek
Youp van ’t Hek wordt op 28 februari 1954 in Naarden geboren als Joep (Joseph Jacobus Maria) van ’t Hek. Hij is het zevende, op één na jongste kind van Amsterdamse ouders. Er is thuis veel aandacht voor muziek. Vader, directeur van een beleggingsmaatschappij, is een groot operaliefhebber. Maar ook het vaderlandse cabaret is rijkelijk vertegenwoordigd in zijn platencollectie. Met Tommie draait Joep deze platen grijs. Zoals zijn jongere broertje ervan droomt hoe een vol voetbalstadion hem onthaalt (het wordt overigens het hockeyveld), zo hoort Joep het applaus voor Wim Sonneveld, Wim Kan en Toon Hermans en hij ziet zichzelf in een volle schouwburg opkomen. Hij schrijft schriften vol met zijn eerste liedjes en conferences, maar als hij van de lagere school af komt, heeft hij een ander toekomstplan: hij wil priester worden.
Als dertienjarige gaat hij naar Klein Seminarie Hageveld, maar hij maakt het eerste jaar niet af: ‘te lastig, te grote bek, te veel heimwee’. Hierna volgen verschillende middelbare scholen, maar ook daar stuurt men hem voortijdig weg. Als hij zestien jaar oud is, heeft hij het nog maar geschopt tot en met de tweede klas mavo. De Naardense Ministerparkschool voor Christelijke Mavo wil het nog wel met de lastpost proberen. De strenge aanpak – met dagelijkse huiswerkoverhoringen en zaterdagse inhaaluren – helpt hem zijn diploma halen. Maar wat belangrijker is: hier start zijn carrière als schrijver en speler. Hij wordt hoofdredacteur van de schoolkrant, maakt daarvoor leuke interviews met bekende Nederlanders en schrijft pagina’s vol met grappen en verzinsels. En hij leidt het schoolcabaret, waarvoor hij dan zowat het hele programma schrijft. Twee avonden achtereen treedt hij daarin op voor een zaal van vijfhonderd mensen. Dat geeft hem een kick en veel zelfvertrouwen. Hij weet dat de tijd rijp is zich verder te bekwamen als Toon Hermans, Wim Sonneveld en vooral Wim Kan.
Hij belt het Hilversumse impresariaat Lumen, vertelt dat hij 17 jaar is en cabaretier wordt. Hij wil weten hoe hij dat moet aanpakken. Hij mag een week mee op tournee met Fons Jansen. Omdat zijn cabaretcarrière toch nog niet echt begonnen is, raden zijn ouders hem wel aan op het Goois lyceum nog even de havo af te maken. Hij staat er dat jaar ingeschreven maar komt er zelden.
In 1973 wordt Joep Youp. Een vriendin voegt met een viltstift de letter p toe aan de tekst We help you op zijn t-shirt. Sinds die dag schrijft hij zijn naam nooit anders meer. Hij verhuist naar Amsterdam en treedt op in schoolaula’s met zijn eerste programma: Your Youp for You. In het najaar richt hij Cabaret NAR op, samen met onder anderen zijn vriendin Debby Petter. In 1976 verlaat zij het groepje en de cabaretier, om pas halverwege de jaren tachtig weer in zijn leven terug te keren. Ze is behalve bekende Nederlander (o.m. als presentatrice NOS-journaal) ook de moeder van hun twee kinderen: Anna (19..) en Julius (19..).
NAR speelt, in wisselende samenstellingen en met Youp van ’t Hek als constante factor, zijn programma’s in buurthuizen en jeugdsociëteiten en in zelf gehuurde achterafzaaltjes. Er zit vaak net genoeg publiek om uit de kosten te komen. Om te leven en weer nieuwe optredens te kunnen financieren, heeft hij allerlei baantjes.
Zo werkt hij als ontbijtkelder en copywriter, maar ook als kantoorklerk. De afkeer van het saaie, risicoloze kantoorbestaan – een vast motief uit al zijn shows – dankt hij aan die periode.
Naam maakt het groepje pas vanaf het vijfde programma, in 1977. De eerste recensies komen en de eerste aanbiedingen van cabaretpodia. Impresariaat Lumen neemt in 1979 de zakelijke leiding op zich en gaat ook financieel in de programma’s investeren. Van 't Hek kan het zich permitteren te stoppen met allerlei bijbaantjes om in zijn levens- en cabaretonderhoud te voorzien.
De doorbraak komt in 1983 met Man vermist, het achtste en laatste NAR-programma, maar eigenlijk al een verkapte solovoorstelling. Daarna gaat het snel met Van 't Heks carrière en na tien magere jaren volgen alleen maar vette. Dat succes dankt hij bovenal aan de thematiek van die solovoorstellingen en de humoristische en steeds persoonlijker wijze waarop hij zijn onderwerpen aan de orde stelt. Zijn stellingname en zijn sociale betrokkenheid tonen overduidelijk aan dat hij zelf behoort tot die kritische, progressieve bevolkingsgroep. Maar qua thematiek grijpt hij ook steeds een laag dieper, naar veel universelere onderwerpen: het verliezen van de idealen van je jeugd, de verburgerlijking en sleur die in je volwassen leven sluipt via een te drukke baan, een te dure hypotheek, een niet altijd bijster gelukkig gezinsleven en die steeds dreigender angst voor de dood, omdat de klok nu eenmaal doortikt... In deze ‘problematiek' herkent honderd procent van de volwassenen bevolking iets van zichzelf.
Van 't Hek ‘rammelt aan de lelijke decors van mensen, de rare bijzaken waar ze hun tijd mee verprutsen'. Daarbij houdt hij zichzelf niet buiten schot. Maar hij bleef oprecht en integer en heeft zijn idealen niet verkwanseld. Daarom stoort het zijn publiek ook niet dat hij hun gedrag zo bespot en bekritiseert. Hij bewijst dat het mogelijk is uit het systeem te blijven en je vrijheid, je onafhankelijkheid, je idealen, je dromen te behouden. Hij die de spiegel voorhoudt, heeft bereikt waar zij voor het overgrote deel niet in slaagden.
In zijn negen theatersolo’s en drie Oudejaarsavondconferences – van Verlopen en Verlaten (1984) tot en met De wereld draait door (2001) – is hij steeds pregnanter gaan variëren op dat ene fascinerende thema: de discrepantie tussen wat het maatschappelijk leven van je verwacht en wat er gebeurt als je je hart volgt. Het is het carpe diem-motto dat ook de columns domineert die hij sinds 1983 elke zaterdag schrijft voor NRC-Handelsblad en dat in 1973 al doorklonk in dat allereerste optreden in die schoolaula: Leef toch je leven als je allerlaatste uur.
-----------------------------------------------
biografie Paul van Vliet
Geboren : Den Haag, 10 september 1935 in het huis van zijn overgrootmoeder, Denneweg 64, thans het gebouw van de Haagsche Kunstkring.
Vader : Paul van Vliet sr., tekenleraar, poppenspeler, kunstschilder en schrijver van toneelstukken voor het amateurtoneel.
Moeder : Louise van Lakerveld, lerares voedingsleer, schilderes en schrijfster.
Familie : Drie oudere zusters Helmi, Margreet en Louk, alle werkzaam in de beeldende kunsten.
Grootvader : Pieter van Vliet jr., 28 jaar lid van de Tweede Kamer voor de A.R.P., Loco-burgemeester van Rijswijk.
Opleidingen : Lagere scholen in Den Haag en Friesland (in de hongerwinter).
's-Gravenhaags Christelijk Gymnasium Sorghvliet.
Eindexamen alpha in 1954.
Geschiedenis en Rechten aan de R.U. te Leiden.
Meestertitel in1963.
Militaire dienst : Infanterie, Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (1954-1956).
Welzijnszorgofficier van de Westenbergkazerne in Schalkhaar.
In zijn diensttijd maakte Paul van Vliet zijn radiodebuut als cabaretier in het vermaarde programma "Op de plaats rust" van Roel Balten.
Journalistiek : Leerlingjournalist op de stadsredactie van de Nieuwe Haagsche Courant (1954).
Medewerker aan "De Vier", het blad van de Vierde Divisie.
Columnist voor Het Vaderland onder het pseudoniem Jantje van Leyden (1961-1963).
Columnist voor Het Belang van Limburg (1982-1985).
Columnist voor de Haagsche Courant (1999-2002).
Amateurcabaret : Schoolcabaret "De Baret" met Dolf de Vries (1952-1954).
Het Leidsch Studenten Cabaret met Liselore Gerritsen, Floor Kist en pianist Kai van Oven (1957-1960).
Programma's: "Laat je zoon studeren", "Knip me maar" en de Engelse show "Please don't pick the tulips".
Het Leidsch Studenten Cabaret speelde een paar honderd voorstellingen in binnen- en buitenland.
Ontbonden in 1960 na een grote tournee door Noord- en Zuid Amerika.
Met het Leidsch Studenten Cabaret maakte Paul van Vliet 3 LP's en zijn Tv-debuut bij de VPRO-Televisie (1960).
Na ontbinding van het Leidsch Studenten Cabaret werkte Paul van Vliet om zijn studie te betalen als barpianist, entertainer en Tv-presentator van de AVRO-programma's "Nieuwe Oogst" en "Flits".
Na zijn studie was Paul van Vliet 2 jaar assistent van prof. H. Drion en gaf hij werkcolleges "Het Burgerlijk Recht in de praktijk".
Cabaret PePijn : Eerste professionele ensemble met Liselore Gerritsen, Ferd. Hugas en pianist Rob van Kreeveld. Speelde in het eigen Theater PePijn, een verbouwd pakhuis aan de Haagse Nieuwe Schoolstraat. Cabaret PePijn bestond zeven succesvolle jaren, waarin Paul van Vliet zijn talent kon laten groeien en rijpen.
Programma's:
"Oh, Pardon",
"Opus 2",
"Dag en Nacht" en
"Opus 4".
Theater PePijn is bij de voorstellingen van Cabaret PePijn zeven jaar steeds 14 dagen van tevoren uitverkocht geweest.
Ook landelijk genoot Cabaret PePijn grote populariteit.
Theater PePijn : Nadat in juni 1971 de leden van Cabaret PePijn ieder hun eigen artistieke weg waren gegaan, bleef Theater PePijn onder beheer van Paul van Vliet bestaan als kweekvijver en springplank voor jong Cabarettalent. Vele groten van nu hebben er in hun beginjaren gespeeld.
O.a.: Jos Brink, Youp van 't Hek, Herman Finkers, Harrie Jekkers, Hans Liberg, Purper en Jack Spijkerman.
Avond aan zee : Paul van Vliet's bekende zomertraditie in Scheveningen. Eerst in
de oude Kurzaal (1970-1975), daarna in het Circustheater (1975-nu). Hij speelde daar soms series van twee maanden, waarvoor
het publiek uit het hele land in grote getale naar Scheveningen kwam.
Vele van zijn Tv-shows, LP's en CD's zijn daar opgenomen.
De one man show's : Na de grote doorbraak bij de eerste Avond aan Zee (de oude Kurzaal had in de zomer van 1970 een bezettingspercentage van 110%!), durfde Paul van Vliet de stap te maken naar een solocarrière.
Vanaf 1971 bracht hij 11 succesvolle one man show's, waarmee hij vrijwel altijd behoorde tot de best bezochte theaterproducties van Nederland en Vlaanderen:
"Noord-West" (1971-1973),
"Tien jaar onderweg" (1974-1977),
"Vandaag of Morgen" (1978-1980),
"Theatershow '81-'82" (1981-1982),
"Wat gaan we doen?" (1984-1985),
"Over Leven" (1986-1987),
"Een Gat in de Lucht" (1988-1990),
"Jubileumshow" (1990-1991),
"Theatershow '92-'94" (1992-1994),
"Waar waren we gebleven"(1997-1999) en
"Tekens van Leven" (2000-2001).
Alle programma's zijn uitgezonden op de televisie.
In 1977 keken 6.800.000 miljoen naar zijn Oudejaarsprogramma.
Daarmee staat Paul van Vliet op de 14de plaats van best
bekeken Tv-programma aller tijden.
Musical : Van 1994 tot 1996 speelde hij als Professor Henry Higgins een door pers en publiek hooggeprezen rol in de nieuwe Nederlandse versie van My Fair Lady.
Engelse shows : In de zomer van 1973 bracht hij in het Nieuwe de La Mar theater in Amsterdam zijn eerste engelstalige show:"The Truth behind the Dykes".
Daarna volgden: "A Dutch Treat" (1976), "An Evening with Paul van Vliet" (1980) en "Made in Holland" (1986).
Met zijn Engelse show's maakte hij vele buitenlandse tournees.
Hij speelde o.a. in New York, Washington, Los Angeles, San Fransisco, Montreal, Toronto, Tokio, Jakarta, Singapore en in vrijwel alle landen van het Midden-Oosten.
Voor zijn engelstalige programma's werd zijn werk vertaald en bewerkt door Floor Kist, Adrian Brine en Colin Scot.
Komische types : Gedurende zijn carrière heeft Paul van Vliet een groot aantal komische types gecreëerd, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan zijn populariteit bij het grote publiek.
In chronologische volgorde o.a.: Bram van de Commune ("Wham recht voor z'n raap" en "Goed hè… oeoeh!"),
Majoor Kees ("Vragen… geen vragen"), Baron Taets van Aevezaethe ("'t Gaat zoals 't gebeurt"), Haagse Benny en Jonkheer Charles van Tetterloo jr.
De bekendste liedjes : Den Haag met je lege paleizen, De Hollander,
Meisjes van dertien (Top 10), De Zee, Alie van der Zwan, Het Noorden, Veilig Achterop bij Vader op de fiets (Top 10), Ik drink op de mensen, Vlaanderen (Vlaamse Top 10).
Het touwtje uit de brievenbus, Pappa is blijven hangen aan de sixties, Boven op de Boulevard,
Laatste Wens, A2 (Top 10) en Japie Groen.
Als bekroning van zijn carrière als zanger deed hij in 1999 en 2000 een Tour de Chant met het Residentie Orkest o.l.v. Jurre Haanstra.
Koninklijke onderscheidingen : Herdenkingsorde t.g.v. het huwelijk van Prinses Beatrix en Prins Claus vanwege zijn vermaarde optreden met De Jas in de
Ridderzaal (1966).
Ridder in de (Zweedse) Orde van de Poolster n.a.v. zijn optreden voor de Zweedse Koning in Carré (1976).
Ridder in de Orde van Oranje Nassau (1987).
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (2001).
Prijzen : Winnaar van het interscholair debating concours (1952),
Winnaar van het I.C.C.-cabaret concours (1965). (Het enige cabaretfestival in die dagen, eerder gewonnen door Rudy Carell en Jasperina de Jong)
Een Edison voor de LP "Een Avond aan Zee" (1971)
De Gulden Humor van de Verenigde Limburgse
Carnavalsverenigingen (1972).
De Gouden Harp voor zijn werk als tekstschrijver (1974).
De Eremedaille van de gemeente Den Haag t.g.v. zijn 25-jarig theaterjubileum (1989).
De Oeuvreprijs voor zijn hele carrière uit handen van Herman van Veen (1992).
De Cultuurprijs van de gemeente Den Haag voor zijn bijdrage aan de culturele uitstraling van de stad.
Extra : Paul van Vliet is:
Erelid van de Nederlandse Standwerkersbond.
Ere-Knoeris van "de Knoerissen", de carnavalsvereniging van Uden.
Beschermheer van diverse studenten jaarclubs en disputen.
In 1980 werd er een Tulp naar hem vernoemd.
Paul van Vliet speelde jarenlang in de Hoofdklasse van de Nederlandse Hockeybond in het eerste elftal van HGC.
Unicef : In 1992 werd Paul van Vliet door Audrey Hepburn geïnstalleerd als goodwill-ambassadeur van Unicef.
Zijn werk omvat promotie van het gedachtegoed van Unicef op alle denkbare manieren.
In 2001 heeft hij besloten verder al zijn tijd, creativiteit en talent in te zetten voor het kinderfonds van de Verenigde Naties.
Toekomst : Vanaf 1 oktober 2002 speelt hij met het programma "Een avond met Paul van Vliet voor Unicef" een keuze uit zijn repertoire, waarvan de opbrengst in zijn geheel naar Unicef zal gaan.
Voor Unicef staan diverse reizen naar ontwikkelingslanden op het programma.
Rond Kerstmis 2002 zal de AVRO zijn laatste show "Tekens van Leven" in twee delen uitzenden.
LP's en CD's : Laat je zoon studeren (Leidsch Studenten Cabaret, 1960)
Simpe Sampe Sompe (Leidsch Studenten Cabaret, 1961)
Dag Ouwe Soc (Leidsch Studenten Cabaret, 1962)
Cabaret PePijn (1966)
Een avond aan zee (1970)
Noord West (1973)
The Truth behind the Dykes (1973)
Luisterùùùùùùh (1974)
Paul van Vliet in Carré (1977)
Haagse dingen (1978)
Vandaag of Morgen (1979)
Buster en Benjamin (1980)
September (1981)
A Dutch Treat (1981)
Theatershow '83 (1983)
Wat gaan we doen? (1985)
Hoogtepunten uit de one-man-shows t/m 1985 (1987)
Jubileumshow (1985)
Over Leven (1987)
De Beer (1989)
Er is nog zoveel niet gezegd (1990)
Hoogtepunten uit de one-man-shows 1984-1994 (1999)
Waar waren we gebleven (1997)
Tour de Chant met het Residentie Orkest (1999)
Laat je zoon studeren (1999) (CD)
Tekens van Leven (2001)
Buster & Benjamin (CD)
Boeken : Er is nog zoveel niet gezegd
Een gat in de lucht
Je moet nooit boos gaan slapen
Ken je dat gevoel?
Dat zijn leuke dingen voor de mensen
Zeewind in de stad
Kan ik even langskomen?
-----------------------------------------------
Biografie Theo van den Oever
"Toen ik Theo een keer zag spelen,dacht ik: dit is kleinkunst hoe het moet zijn: een man met zijn gitaar, simpel van opzet, diepgeworteld in onze rijke traditie van liedzangers, geestig, ontroerend, en, al zijn lentes ten spijt, ook van deze tijd!" - Maarten van Roozendaal
Theo van den Oever, vader van twee kinderen, studeerde Nederlands en Theaterwetenschap, stond een tijd als leraar Nederlands voor de klas en trok eerst jaren door het land met liedjes uit de oude doos.
Toen de kinderen ouder werden kreeg hij meer tijd om zich bezig te houden met het schrijven van eigen liedjes en conferences en verhoogde in snel tempo de productie daarvan.
In 2001 deed hij mee aan Cameretten en mocht, tot grote verontwaardiging van veel mensen uit het publiek (inclusief presentator Marnix Kappers ) niet door naar de finale. Ook Zwarte Kat (bij monde van verslaggever Patrick Deters) verwachtte dat dat wel het geval zou zijn.
Hij schrijft veel, voor zichzelf maar ook voor anderen. Een van zijn vele liedjes, 'Bejaardenterreur', werd ooit genomineerd voor de A.M.G. Schmidtprijs. Dit uitermate geestige nummer is o.a. door theater en radio bij veel mensen een eigen leven gaan leiden.
Vooral om dit laatste nummer (en ook om andere) wordt na afloop van de voorstelling nog vaak gevraagd.
Wilt u dit ooit nog eens live horen, kom dan naar een van de voorstellingen, roep na het eindapplaus om dit lied, het kan u daarna hooguit een pilsje kosten!
----------------------------------------------
biografie Toon Hermans
Toon Hermans (officieel: Antoine Gerard Theodore) (Sittard 17 december 1916), Nederlands entertainer in de traditie van revue-komieken als Buziau, Bandy en Davids, begon in 1942 in het Leidsepleintheater in Amsterdam bij Carl Tobi en werkte van 1943 tot 1952 bij Floris Meslier. Hij kreeg bekendheid door zijn medewerking aan AVRO's Bonte Dinsdagavondtrein. In 1955 introduceerde hij, na een experimentele periode met een eigen gezelschap, de one-man-show in Nederland.
Toon Hermans trad tevens op in Oostenrijk, Duitsland en Canada, en werd diverse malen tot Nederlands populairste artiest uitgeroepen. De zaalreportages van zijn shows voor televisie hadden groot succes. Toon Hermans is voorts actief als schilder en schrijver.
Ruud Kuyper, muzikant van Toon Hermans in de jaren '60, weet Toon goed te karakteriseren:
Clown, zo noemt de op 17 december 1916 in het Limburgse Sittard geboren Antoine Gérard Theodore Hermans zich het liefst. ‘Clown, maar het witte masker is afgelegd.' Beter dan het in Nederland met geen enkele allure omgeven 'artiest', het te beperkte 'cabaretier', laat staan het totaal niet toepasselijke 'acteur', geeft het van oorsprong Engelse woord 'clown' aan wat Toon Hermans kan en wat hij vindt dat hij doen moet. Dat wil zeggen ‘s avonds, wanneer in een theater het doek is opgegaan.
Voor de show, erna, ja zelfs tijdens de pauze is Toon Hermans een ‘heel ander mens', al blijft hij zich clown voelen. Om met de laatste uren voor de voorstelling te beginnen: hij is dan voornamelijk een denker over hoe het allemaal verder moet, niet alleen straks na achten maar ook straks in het volgende seizoen. Vervolgens de pauze, zo rond half tien ‘s avonds. Zijn mijmeringen strekken zich dan uit over wat er zojuist beter had gekund en wat er in deel twee nog kan misgaan. Tenslotte de bevrijdende uren na het vallen van het doek, wanneer Toon Hermans een lichamelijk vermoeide maar geestelijk eindelijk ontspannen man is, die zegt dat hij zich heel wat jonger voelt dan in de vooravond.
Toch neemt hij verlegen en lang niet altijd op zijn gemak - vooral wanneer er mensen in de buurt zijn die Zekerheden ten Toon spreiden - deel aan het een of andere gesprek in een etablissement waar nog iets te eten is. Of hij luistert nauwelijks naar de anderen, terwijl hij met samengeknepen oogjes papieren servetten en menukaarten volkrabbelt. Verbaasd, soms geschrokken en niet wetend wat hij zal antwoorden kijkt hij op als hij op de schouder wordt getikt door een onbekende die leuk tegen hem wil doen of hem uitbundig komt complimenteren. ‘En als hij door de een of ander voor het blok wordt gezet, staat hij met zijn mond vol tanden,' zegt bassist Koos Serierse, die vier jaar bij hem in dienst is geweest. ‘Ik heb vaak gedacht: potverdorie, als ik jou was had ik al lang dit of dat teruggezegd. En dat is dan dezelfde man met de sfeer van: het doek gaat op, nu gaat het beginnen. Met dat contrast heb ik, in mijn grenzeloze bewondering, wel moeite gehad.'
Dat hebben meer mensen. Was dat nu de vlotte Toon Hermans van daarstraks, die iedere situatie moeiteloos naar zijn hand zette? Ongelooflijk, wat een verschil... Hij zat daar maar stilletjes te kijken en te luisteren... Hij maakte zelfs geen enkel grapje... Dit soort uitlatingen komt voort uit de misverstanden die er rond zijn dagelijks doen en laten in omloop zijn. Want eigenlijk wordt een clown geacht vierentwintig uur per dag een kunstje te doen voor alle mensen die daarom vragen.
Maar clown zijn is een vak zoals alle andere vakken. Toon Hermans, die zich vooral de laatste uren voor ‘aanvang' wat in zichzelf lijkt te hebben teruggetrokken, pept zich tegen half acht op, schminkt gezicht en handen, doet stemoefeningen in operastijl, trekt gekke bekken voor de spiegel en verwisselt de kamerjas voor het theaterkostuum. Heen en weer dribbelend in zijn kleedkamer wacht hij op het klassieke sein van toneelmeester Johnny van Elk.
Een paar minuten later, wanneer het doek inderdaad is opgegaan, neemt een stralende en meestal in zijn handen wrijvende Toon Hermans bezit van het toneel. ‘En dat is het belangrijkste moment van de hele show - zijn opkomst,'zegt slagwerker Tonny Nüsser, die bijna vijftien jaar bij Toon Hermans heeft gewerkt. ‘Alsof de zon opgaat. Hij hoeft maar te zeggen: het is koud buiten, of zoiets, en de mensen hebben het naar hun zin. Maar als hij niets zegt is het ook goed.'
De ruimte waarin Toon Hermans zijn beroep uitoefent, vol bezoekers die de indruk hebben dat de man achter de microfoon zich tot ieder van hen persoonlijk richt, krijgt iets van een huiskamer met een groot verlicht gat in de muur.
Er ontstaat een collectieve overgave van het ‘hooggeacht publiek' aan die ene man, die meermalen heeft beweerd dat hij ‘daarvoor in ieder geval clown is'.
‘Wie nog meer achter mij wil zoeken, die gaat zijn gang maar. Voor mijzelf is het allemaal zo ingewikkeld niet.' Want aan ingewikkelde gedachtenspinsels of via puur verstandelijke kanalen tot stand gebrachte theorieën heeft Toon Hermans, als met overtuiging mislukt scholier, een hekel. In feite beschouwt hij iedereen die het leven wil beredeneren - of het nu een dominee is, een doctorandus in de sociologie of een politiek kopstuk - als een mens die niet weet waar het werkelijk om gaat.
Deze aversie tegen weters, of (nog erger) betweters heeft hij al van jongs af aan.
‘Als iemand mij iets uitlegt wat hij zeker weet, dan luister ik al niet meer, of maar half. De meester op school bijvoorbeeld wist heel veel, maar het overhevelen daarvan naar mijn hersens vond ik niet boeiend genoeg om mij er werkelijk voor te interesseren. Ik was ergens anders met mijn gedachten, bij de wolken die voorbij dreven of bij een mus die op de vensterbank zat. Dan zei de meester: Hermans, jij weet niets - en het enige wat ik wist was dat hij gelijk had.'
Toon Hermans is de zoon van een vroeg overleden vader, die als bankier slachtoffer was geworden van de economische crisis aan het einde van de jaren twintig. Moeder en de vier jongens - Fons, Toon, Sjef en Jan - konden het hoofd nauwelijks boven water houden, en moesten een aanzienlijke stap terug doen. Verhuizen bijvoorbeeld van een statig, vrijstaand herenhuis naar een kleinere woning in een mindere buurt. Een vernederende gebeurtenis in een vooroorlogse provinciestad.
Hij herinnert zich zijn vader als een lange, magere man met een geligbruin gezicht, zilvergrijze haren en een snor van dezelfde kleur. Als er één ding geweest is dat hij zich in deze ellendige periode heeft gerealiseerd, dan is het wel dat het goede leven niet meer zou terugkeren. Tenminste, indien hij zich, ondanks het gemis aan een behoorlijke schoolopleiding en aan financiële steun van vaderszijde, niet op een ander bestaan zou richten.
Niet dat van een wolk of van een mus, al werd daar wel een vrijheid door vertegenwoordigd die in Sittard niet bestond. Eerder dat van een clown, die het symbool vormde van een andere, af en toe in Sittard neerstrijkende leefgemeenschap: het circus.
Natuurlijk zijn er daar in het Limburgse ook uitermate positieve invloeden geweest: de harmoniekorpsen en fanfares, de buutredeners, de plaatselijke en regionale komieken, het carnaval, het artiestenvolk rond de jaarlijkse kermis. En vooral de Rooms-katholieke Kerk met haar Heilige Missen en alle andere eeuwenoude rituelen die aan dit instituut verbonden zijn. Neem de bidprocessies, door Toon beschreven als ‘groots en ontroerend'. Hij zag er theater in...
Toon Hermans, clown in opkomst en winnaar van de eerste prijs tijdens een te Heerlen gehouden talentenjacht (Cabaret der Onbekenden) trok naar Amsterdam. Op deze stad hadden zijn onbestemde verlangens naar een ‘ander, ruimer leven' zich voorlopig geprojecteerd.
De onhandige, onzekere en om het minste geringste te hevig blozende provinciaal arriveerde per trein in de hoofdstad met ‘haar hoge huizen en lange diepe straten' en huurde een kamer bij een vriendelijke mevrouw aan de Leidsekade. Vlak voor een auditie ten overstaan van toenmalig Carré-directeur Alex Wunnink mompelde hij een paar korte zinnen die in De Avonden van Gerard Reve hadden kunnen staan. ‘Hier komt de clown. Het zit allemaal in deze koffer. Hier komt de clown'.
Deze clownsfiguur was, in de woorden van Toon zelf, een jonge man die verlangde naar een ‘nieuwe, betere wereld', zijn ‘honger kwijt wilde, zijn armoede, zijn eenzaamheid, zijn hart wilde warmen aan het licht dat uit de hemelhoge balkons naar beneden plensde'. Het woord ‘licht' heeft nog een betekenis, want Toon Hermans had werkelijk het gevoel dat hij uit het donkere Zuiden in het lichte Amsterdam was beland.
Brandpunt van dit gevoel was het in 1887 geopende Circus-theater Carré, de plek waar Toon Hermans ‘het meeste van dit land en van de mensen houdt'. Volgens hem zijn ze er ‘anders dan anders, omdat dit theater iets bijzonders met hen doet. Ze zijn minder star, minder wrevelig, minder in de plooi, minder Nederlands misschien wel. Ik vind dat Carré de mensen liever, milder maakt. Daarom is het mijn favoriete theater'.
Carré betekende het beroemde clownstrio De Fratellini's, hun nog vermaardere (en door Toon Hermans verafgode) collega Grock, de balletten van de Marquis de Cuevas, Louis en Heintje Davids, de Nationale Revue met Lou Bandy en vooral de grote Bouwmeester-revues met de clown Johan Buziau als centrale figuur.
Buziau... Toon bewonderde deze nationale held uit de jaren dertig met zijn droog-komische manier van werken en zijn hese stemgeluid hevig, zoals hij ook - zij het in mindere mate en om heel andere redenen - Lou Bandy bewonderde. In beide gevallen richtte hij een van zijn specifieke talenten, de haarscherpe imitatie (Amerika heeft een beter woord: impersonation) op het onderwerp van zijn bewondering.
Lou Bandy doet hij wel eens na in gezelschap van een paar ingewijden. Op het toneel heeft dat geen zin, weet hij. ‘De mensen kennen Lou Bandy niet meer of ze kennen zijn waarde niet'. Het imiteren van Johan Buziau, ontroerend voor iedereen die ‘Buus' heeft gekend, leverde een van zijn grote successen op in de revues die Floris Meslier en Frans Mikkenie tijdens de eerste oorlogsjaren in het Amsterdamse City Theater brachten. De naam van de eerste revue (opgevoerd in 1943) luidde Première, en de schepper ervan was Willy van Hemert, die er bovendien een belangrijke rol in speelde. Toch lag Toons eigenlijke debuut, een jaar eerder, op een ander terrein. Acteur-cabaretier Carl Tobi gaf hem in het slechts op een paar honderd meter van City gelegen Leidsepleintheater een rol in het programma Pret van A tot Z, met de humorist Kees Pruis als centrale figuur.
Toon Hermans had Johan Buziau in Heerlen voor het eerst zien optreden. ‘Onbegrijpelijk fantastisch. Ik onderging het als een wonder. Ik zag hem als een heel vreemde figuur. Niet als een mens. Als een vreemde vogel, iets tussen engelen en mensen in'.
Zelf moest hij ergens beginnen natuurlijk, al was het alleen maar door in de gedaante van Buziau te kruipen, zich zo te identificeren met diens stem, oogopslag, gebaren, manier van lopen en veel meer, dat het leek of Buziau daar zelf stond. Veel later zou Toon Hermans een persoonlijkheid worden die op zijn beurt door anderen (onder andere Frans Halsema en Robert Paul) werd geïmiteerd. Want wie wordt geïmiteerd die is wat. En Johan Buziau, tot in de jaren vijftig vaste bezoeker van het Haagse Scalatheater wanneer Toon Hermans daar optrad, schreef in een programmaboekje: Mijn opinie omtrent de toneelprestaties van Toon Hermans is deze, dat hij vanaf het begin, dat ik hem heb zien optreden, mij zeer heeft geboeid en bovenal heeft geamuseerd.
Ook Theater Carré zou nog van Toon horen. Eerst waren minder omvangrijke gebouwen als het Leidsepleintheater, het Apollopaviljoen, de Kleine Komedie en het Centraal Theater aan de beurt. Jaren later (eind 1963) debuteerde hij met zijn vierde One Man Show in Carré, dat nogal eens ‘het hol van de leeuw' wordt genoemd, maar door Toon Hermans naar aanleiding van die allereerste auditie met verschuldigde hoogachting is betiteld als een ‘kolossale theaterkathedraal'. Zo kan alleen iemand uit het Zuiden het zeggen.
------------------------------------------------
|
|